In Tuk, gemeente Steenwijkerland, wil een ondernemer een werkplaats vestigen om auto-onderdelen en auto-elektronica te repareren. Daarnaast wil hij er ook een bedrijfswoning bouwen. Hij wil dat doen op een perceel waar vroeger een school stond. Het bestemmingsplan staat de vestiging niet toe. Daarom vraagt de ondernemer om het bestemmingsplan te wijzigen. De gemeenteraad van Steenwijkerland legt een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage. Over dat ontwerp worden acht zienswijzen ontvangen. Vervolgens besluit de gemeenteraad het bestemmingsplan niet vast te stellen. De ondernemer is het daar niet mee eens en gaat in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).

De ondernemer klaagt eerst over het feit dat hij niet de gelegenheid heeft gehad om op de zienswijzen te reageren. De gemeenteraad vindt dat onzin, omdat hij dat alsnog kan in de procedure bij de Afdeling. De Afdeling is het daar niet mee eens. Zij wijst de gemeenteraad op de Memorie van Toelichting van artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin staat niet dat de gemeenteraad vrij is naar believen al of niet toepassing te geven aan deze bepaling. Alleen wanneer toepassing van die bepaling duidelijk niet nodig is, mag de gemeenteraad daarvan afzien. Dat was hier niet het geval. De ondernemer moet dus nog de gelegenheid krijgen om op de zienswijzen te reageren.

Een ander punt dat de ondernemer aanvoert is dat de gemeenteraad ten onrechte van mening is dat er daarom onvoldoende draagvlak voor de ontwikkeling is. De zienswijzen die waren ontvangen hadden namelijk geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Draagvlak is volgens de ondernemer niet ruimtelijk relevant. De gemeenteraad trekt uit de ingediende zienswijzen wel de conclusie dat er onvoldoende draagvlak is in de omgeving voor de beoogde ontwikkeling.

Daarnaast voert de ondernemer aan dat zijn bedrijf in milieucategorie 2 valt. Van bedrijven in milieucategorie 2 is volgens de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geen overlast te verwachten. Tegen de bedrijfswoning waren volgens de ondernemer geen bezwaren naar voren gebracht. De gemeenteraad voert daar tegenaan dat de toets van het bestemmingsplan aan de goede ruimtelijke ordening breder is dan uitsluitend afwegingen ten aanzien van milieuzonering. De ondernemer zou onvoldoende gegevens hebben overgelegd om te beoordelen of de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar is gelet op de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf.

De Afdeling is van mening dat het besluit van de gemeenteraad onvoldoende is gemotiveerd. Zij verwijst naar de uitspraak van 30 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1424). Het ontbreken van draagvlak mag een rol spelen bij het besluit om een bestemmingsplan niet vast te stellen. Het ontbreken van draagvlak kan echter geen dragend argument zijn om een plan niet vast te stellen. Een dergelijk besluit dient in de eerste plaats te zijn ingegeven door ruimtelijke motieven die deugdelijk zijn onderbouwd. De gemeenteraad mag het ontbreken van draagvlak dus wel bij zijn besluit betrekken, maar moet ook een deugdelijke ruimtelijke motivering geven voor het niet vaststellen van het bestemmingsplan. Dat heeft de raad niet gedaan.

Uit het besluit blijkt niet om welke reden de raad van oordeel is dat het toestaan van bedrijven die onder milieucategorie 2 vallen onwenselijk moet worden geacht, ondanks dat wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. Dat het bedrijf van de ondernemer een grote verkeersaantrekkende werking heeft, gelooft de Afdeling ook niet. Dat komt omdat het bestemmingsplan een school toestaat. Een school heeft doorgaans een veel grotere verkeersaantrekkende werking. De gemeenteraad wordt teruggestuurd om de ondernemer de gelegenheid te bieden om op de zienswijzen te reageren en daarna het besluit beter te motiveren of een ander besluit te nemen.

Deze casus roept de vraag op of de gemeenteraad geen andere redenen heeft gehad om de ondernemer te weren, redenen die het besluit sowieso niet kunnen dragen. Of dat zo is blijft gissen. Opmerking verdient nog wel dat de gemeenteraad zich op het standpunt stelt dat  participatie gericht moet zijn op het creëren van draagvlak in de omgeving. Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is dat nog geen verplichting. Na het inwerkingtreden van de Omgevingswet is dat wel het geval. Dan moet een initiatiefnemer kunnen aantonen dat en hoe hij participatie heeft georganiseerd en wat daar de uitkomst van is.

 

Deze blog bevat algemene informatie en is niet gericht op specifieke, individuele gevallen. De informatie uit deze blog kan dan ook niet als juridisch advies worden gekwalificeerd. Mocht u naar aanleiding van deze blog of in het algemeen vragen hebben met betrekking tot uw eigen specifieke situatie, neem dan contact op met een van onze advocaten.

 

foto-teamlid

Meer weten?
Erik Averdijk helpt u graag verder.


Telefoon 074-2909199
e.averdijk@robersadvocaten.nl